Wanneer was je verbazingwekkend kalm.

Gepubliceerd op 3 januari 2022 om 17:45

De oncoloog zei tegen mij: “Je hebt geen kanker”.

Ik had een hele tijd in de wachtkamer zitten wachten, mijn zus S. naast mij, wachtend op de uitslag van de MRI. Ik wist al dat ik niet direct dood zou gaan aan een kwaadaardige tumor in mijn alvleesklier, de diagnose die ik zes weken daarvoor (op 9 april 2013) had gekregen, maar de uitzaaiingen in mijn lever die ze toen ook gezien hadden stonden nog op het programma. Niet alle uitzaaiingen waren kwaadaardig, dat was met twee biopten al vastgesteld. De MRI moest duidelijk maken hoe het stond met de overige, niet gebiopte, uitzaaiingen. We moesten dus een hele tijd wachten om de arts te spreken en al die tijd ging mijn hart zo tekeer dat ik bang was dat ik ter plekke dood zou gaan aan een hartaanval vanwege de spanning. Wel of niet kwaadaardig. Mijn leven hing ervan af. De wachtruimte zat vol met mensen die kanker hadden. Sommigen met een sjaal of muts op hun hoofd. Anderen in een rolstoel, uitgeput en uitgemergeld. Eindelijk, een half uur later dan gepland, mochten we bij de arts naar binnen. Met een hartslag die niet meer te volgen was ging ik zitten en keek de arts aan. “Je hebt geen kanker”. Het drong niet tot mij door. Zus S. sprong bijna van haar stoel van vreugde. De lach op haar gezicht sprak boekdelen. Ik zat alleen maar ongelovig voor mij uit te staren. Het drong nog steeds niet tot mij door. Ik ga niet dood. In ieder geval niet nu. Ik was kalm, zo kalm. Maar eigenlijk was ik vooral verbijsterd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.