Ik moet vaak huilen van verdriet. Van verlies en teleurstelling.
Van frustratie en gemiste kansen. Van een maatje kwijtraken zoals ik in juli heb meegemaakt toen Benny, mijn grasparkiet, overleed. Ik had hierover vooraf heel veel verdriet gehad. Al een paar maanden lang schoot ik regelmatig in de tranen als ik eraan dacht dat ik hem mogelijk zou gaan verliezen. Ik huilde en stopte mijn bange voorgevoelens weg. Ik wilde ze niet voelen, zo bang was ik dat het verdriet om mijn maatje te verliezen te overweldigend zou zijn. Te grootst, intens en te diep om als mens aan te kunnen. Ik koesterde liever hoop. Hoop dat hij weer zou opleven. Hoop dat ik nog vele jaren van hem mocht blijven genieten. Het mocht niet baten. Ik ben hem verloren en heb mijn hart verloren, gebroken. Ik was gebroken. Ook na zijn overlijden heb ik veel gehuild. Iedere keer dat ik zijn naam zei, dat ik aan hem dacht, dat iemand ernaar vroeg. Ik was bang dat ik nooit meer uitgehuild zou raken, zo voelde het. Wanneer je midden in het verdriet zit kun je geen leven zonder het verdriet voorstellen. Maar, maandag de dag dat ik Benny’s begraven heb, ging voorbij. Dinsdag. Woensdag. Voor ik het wist was er een week voorbij, twee weken. Mijn weekend in het klooster hielp om mijn verdriet een plek te geven. Ik ben diep bij mijzelf naar binnen gegaan en heb mijzelf beter leren kennen. Daarna heb ik een midweek met Big D. in Doorn doorgebracht en dit zorgde ook voor de nodige afleiding. Afgelopen weekend begon het verdriet weer te knagen. Voor het eerst terug van vakantie zonder Benny. Een rare gewaarwording, met name ook omdat ik me voorgenomen heb een nieuwe vogel te gaan kopen. De herinnering aan Benny, de fysieke herinneringen verdwijnen langzaam. Ik heb zijn kooi verkocht en deze is nu een thuis voor een andere vogel. De kaarten ter steunbetuiging die ik heb gekregen zijn opgeruimd. Benny is nu vooral in mijn hoofd en hart te vinden, om daar nooit weg te gaan.
Reactie plaatsen
Reacties